Expats vinden onderwijs in buitenland beter

Foto: UGL_UIUC

Nederlanders in het buitenland geven het onderwijs in het land van verblijf een hoger rapportcijfer dan het onderwijs in Nederland, blijkt uit onderzoek. Van de ondervraagden vindt een overtuigende meerderheid het onderwijs de absolute motor van de Nederlandse kenniseconomie, maar men zet grote vraagtekens bij de ontwikkelingen hiervan. Ook wordt er getwijfeld aan het meewegen van de Citotoets.

Dit artikel verscheen eerder (11 februari 2008) op de site van de Wereldomroep.

Geen klassikaal onderwijs meer, maar ‘computereilanden’ op de Nederlandse scholen.
Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van een onderzoek onder 721 Nederlanders in het buitenland. De meningen van de Nederlanders sluiten op sommige vlakken bijna naadloos aan op een belangrijk rapport van het Cito dat vorige week verscheen over de kwaliteit van het Nederlandse basisonderwijs.

Niet goed genoeg
Het Cito vergeleek toetsen die de afgelopen 20 jaar zijn gemaakt met elkaar en concludeert hieruit dat de kwaliteit van het taal en rekenonderwijs op basisscholen al 20 jaar niet goed genoeg is. Vernieuwingen in het onderwijs hebben niets opgeleverd en de klachten over de basiskennis van kinderen nemen toe.

Basisvaardigheden
Juist het aanleren van die basisvaardigheden wordt in het buitenland gewaardeerd, blijkt uit het onderzoek van de Wereldomroep. Van de Nederlanders met kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 18 jaar zit 67 procent op een lokale school.

Uit de vraag wat de belangrijkste kwaliteiten zijn van het onderwijs dat de kinderen volgen in het land van verblijf, blijkt dat het aanleren van basisvaardigheden als rekenen en taal hoog worden aangeslagen. Ook het leren van een tweede taal en het samenwerken met anderen worden gewaardeerd. In zijn geheel geven de Nederlanders het onderwijs in het land van verblijf een 7,3. Het onderwijs in Nederland moet het doen met een 6,9.

Voorbereiding
Maar 8 procent van de respondenten vindt dat het Nederlandse onderwijs er de laatste 10 jaar beter op is geworden. Er is naar hun mening te weinig aandacht voor de beginselen van rekenen en taal. Ouders van kinderen denken daar overigens minder negatief over dan de Nederlanders zonder kinderen. Slechts éénderde van de ondervraagden vindt dat leerlingen door het onderwijs goed worden voorbereid op werk of studie. Opvallend hierbij is dat de ouders van schoolgaande kinderen wederom positiever zijn dan de Nederlanders zonder kinderen.

Kenniseconomie?
Een overtuigende 83 procent van de Nederlanders in het buitenland vindt dat onderwijs absoluut de motor is van de Nederlandse kenniseconomie. De respondenten denken bovendien dat buitenlanders de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs hoog inschatten.

Maar bij de ontwikkelingen van de kenniseconomie zet men dus grote vraagtekens. Ruim de helft vindt dat er meer geld naar het Nederlandse onderwijs moet. De onderwijsvernieuwingen worden niet gunstig beoordeeld. Of de vernieuwingen dan het voordeel hebben dat het de kinderen zelfstandiger en projectmatiger leert werken blijft in het midden: éénderde denkt dat kinderen wel zelfstandiger worden, éénderde denkt juist van niet en de rest heeft geen idee.

Hoogste Cito-score buiten Nederland
Ruim 150.000 scholieren, verdeeld over 6300 scholen moeten er van 12 tot en met 14 februari weer aan geloven: dan is de eindtoets voor groep 8, waarna wordt beoordeeld naar welke vervolgopleiding de scholieren gaan. Opvallend genoeg haalde een basisschool buiten Nederland vorig jaar de hoogste cito-score: de Prins Willem Alexanderschool in het Britse Woking ging met de eer strijken. De leerlingen scoorden gemiddeld 549,3 punten.

Bezwaren tegen Cito
De helft van de ouders die door de Wereldomroep zijn ondervraagd, vindt de Citotoets een geschikte manier om mede het niveau van het vervolgonderwijs voor een leerling te bepalen. Maar een kwart van de respondenten vindt de Cito een (zeer) ongeschikte methode. Het bezwaar is dat de toets lang niet alle kennis en vaardigheden van de leerlingen aan het licht brengt. Ouders vinden vooral dat de Citotoets een momentopname is.

Oordeel docent
Daarom oordelen de Nederlanders in het buitenland dat de resultaten van de Citotoets slechts licht mogen meewegen in het eindoordeel. Een kleine meerderheid vindt het oordeel van de docent belangrijker, éénderde vindt dat toets en oordeel van de docent even zwaar mogen wegen, en maar 3 procent vindt het resultaat van de Cito het allerbelangrijkste.

Jongens en meisjes
Dat de scholieren na de Cito uit zoveel vormen van voortgezet onderwijs kunnen kiezen vinden de respondenten een prima zaak. Een ruime meerderheid vindt dat een kind daardoor een opleiding op maat kan kiezen. Minder is men erover te spreken dat de onderwijsvernieuwingen in voortgezet onderwijs vooral meisjes in de kaart spelen: de respondenten zijn unaniem van mening dat bij jongens vaker kwaliteiten als samenwerken en plannen ontbreken.

Terug naar rijtjes leren?
Moet het onderwijs kortom terug naar rijtjes stampen, klassikaal leren en meer discipline? Dat is blijkens de enquête niet eenvoudig te zeggen. Het moet voor de meeste respondenten in ieder geval niet zo worden als vóór de onderwijsvernieuwingen. De helft van de ondervraagden vindt dat onderwijs niet alleen nuttig maar ook leuk moet zijn. Ouders van schoolgaande kinderen zijn daar nog meer uitgesproken over. Van hen meent 60 procent dat onderwijs ook plezierig moet zijn.

Opzet onderzoek:
Het onderzoek is gehouden op 6 en 7 februari 2008. De totale respons bedraagt 721 ingevulde vragenlijsten. De resultaten zijn uitgewerkt onder twee groepen, respondenten met kinderen in de groep van 6 t/m 18 jaar en respondenten zonder kinderen of zonder kinderen in die leeftijdsgroep. Eénderde heeft kinderen in de genoemde leeftijd die in het buitenland naar school gaan. De meeste bezoeken lokaal onderwijs, één op de vijf een Engelstalige internationale school. Een minderheid, ongeveer een kwart, vult het onderwijs aan met Nederlandstalig onderwijs via een NTC School of afstandsonderwijs.