Nederlanders vallen voor discipline op Vlaamse scholen

Schoolkinderen in Hasselt (Foto: Z33 art centre, Hasselt)

Nederlandse kinderen presteren goed op school in vergelijking met hun leeftijdsgenoten in andere landen. Dat blijkt keer op keer uit onderzoeken van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Toch stuurt een record aantal Nederlandse ouders hun kinderen naar een Vlaamse school. Waarom?


Dit artikel verscheen eerder (15 januari 2008) op de website van de Wereldomroep.

Dit schooljaar gaan ruim 19.000 Nederlandse kinderen naar een Vlaamse school, blijkt uit cijfers van het ministerie van Onderwijs in België. Dat is een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. Dat steeds meer Nederlandse kinderen in Vlaanderen naar school gaan, heeft er natuurlijk mee te maken dat België een belangrijk emigratieland is voor Nederlanders. Maar dat is niet het hele verhaal: opvallend veel scholieren die in Nederland wonen, steken voor hun school elke dag de grens over: het gaat inmiddels om zo’n 40 procent van alle Nederlandse kinderen die Vlaams onderwijs volgen.

Andersom zijn de cijfers bijna verwaarloosbaar. Tegenover de bijna 20.000 Nederlandse kinderen die Vlaams onderwijs volgen, staan 3.762 Vlaamse kinderen die in Nederland naar school gaan. Dit aantal daalt ook nog elk jaar: alleen voor het universitair onderwijs lopen de inschrijvingen ongeveer gelijk op (1.507 Nederlandse studenten in Vlaanderen en 1.357 Vlaamse studenten in Nederland).

Maaseik
Het Vlaamse Maaseik is koploper: in deze stad staan 2.184 Nederlandse leerlingen ingeschreven, van wie het leeuwendeel in Nederland woont. De meeste Nederlandse scholieren gaan in Maaseik naar het voortgezet onderwijs. Woordvoerder Frank Hungenaert van het Heilig Kruis-Sint Ursula College heeft geen idee hoeveel Nederlandse kinderen er op zijn school zitten, maar het is ‘substantieel.’ Het College herbergt vijf typen voortgezet onderwijs, van VWO tot beroepsonderwijs. Hungenaert benadrukt dat een belangrijk deel van de Nederlandse scholieren in Maaseik naar school gaat omdat ze daar in de buurt wonen. Maar er is meer aan de hand, volgens hem. ‘In Nederland is er al jaren te weinig aandacht voor goed beroepsonderwijs. Het is niet mee geëvolueerd en vaak ook heel theoretisch.’

Niveau vasthouden
‘Wij houden bovendien vast aan een bepaald niveau. We willen dat iedereen na zijn opleiding genoeg kan om als vakman of vrouw aan de slag te gaan. Het beeld heerst dat er in Nederland nogal eens concessies worden gedaan op dit gebied, waardoor het niveau te laag wordt. Mensen die een specifiek beroep willen leren, denken bij ons beter onderwijs te krijgen dan in Nederland. Of dat zo is weet ik niet, maar het is duidelijk dat onze opleidingen hoger ingeschat worden door de diverse beroepsgroepen. Er is veel vraag naar onze leerlingen.’

Nieuwe leren
Eén van de motieven waarom Nederlandse ouders hun kinderen graag naar een Vlaamse school sturen, is de discipline die nog heerst in België. Hungenaert merkt ook dat veel Nederlandse ouders huiverig zijn voor het zogenaamde ‘Nieuwe Leren’ dat op steeds meer Nederlandse scholen wordt ingevoerd. Bij dit systeem ligt de nadruk op de zelfredzaamheid van de leerling. De docent is louter een begeleider en feitelijke kennis is minder belangrijk, want waarom zou je iets moeten weten als je het ook kunt opzoeken?

Hungenaert: ‘Ik hoorde laatst een vader zeggen dat het Nederlandse onderwijs fantastisch is voor de echte VWO-leerling. Kinderen die intelligent en gedisciplineerd genoeg zijn om zich te kunnen redden. Dan heb je het over nog geen 5 procent. Voor de overigen is het systeem rampzalig, die kinderen kunnen zichzelf helemaal niet redden en hebben gewoon een gestructureerde en gedegen begeleiding nodig. Ik denk dat daar wel een kern van waarheid inzit. Echte VWO leerlingen komen in ieder geval amper naar België.’

Basisscholen
Ludwig Naert is directeur van de basisschool Kruisheren-Ursulinen in Maaseik. Op de drie vestigingen van de school zitten dit jaar 442 Nederlandse leerlingen en ‘dat is veel meer dan vorig jaar’. Volgens Naert zijn veel ouders ontevreden over het individuele Nederlandse onderwijs. ‘Je stelt een docent voor een onmogelijke taak als hij niet klassikaal kan lesgeven. Het is namelijk niet te doen om je aandacht gelijkmatig over 28 leerlingen te verdelen en dat is wat je aan hem vraagt met individueel onderwijs.’

‘Je kunt de lessen niet in 28 stukjes knippen, maar een docent kan wel klassikaal 28 keer hetzelfde uitleggen, zodat zelfs de zwakste leerling het na die 28ste keer doorheeft. Door het individuele onderwijs in Nederland zijn de ‘contactmomenten’ tussen docent en leerling laag. Ik zie de prestaties van Nederlandse kinderen vaak verbeteren als ze éénmaal in Vlaanderen op school zitten. Het is gewoon zo dat je met klassikale lessen betere begeleiding kunt geven.’

Verrijking
Overigens vinden zowel Frank Hungenaert als Ludwig Naert het een verrijking veel Nederlandse kinderen op hun school te hebben. Hungenaert: ‘Beide partijen gedijen. De Nederlanders worden wat rustiger, maar de Belgen leren juist wat assertiever te zijn. Bij ouderavonden willen de Nederlandse ouders vaak het naadje van de kous weten en dan stellen ze goede, directe vragen.’ Naert vult aan: ‘Het is ook niet zo dat wij heel statisch vasthouden aan ons onderwijssysteem. In Vlaanderen heb je het ‘Begeleid Zelfstandig Leren’ (BZL), om kinderen meer betrokken te krijgen bij de lesstof. Dat lijkt op het Nieuwe Leren. Alleen: BZL is uitsluitend geschikt voor een bepaald type leerling. Dat moet je dus niet opdringen aan de rest.’

Wederzijds respect
De 11-jarige Rico Eussen uit Sittard is één van de kinderen die dit schooljaar zijn Nederlandse basisschool verruilde voor Kruisheren-Ursulinen in Maaseik. Zijn vader heeft er spijt van dat hij deze stap niet veel eerder heeft gezet. ‘Op de Vrije School waar Rico eerst zat voelden we altijd een bepaald dédain, omdat we uit een heel gewoon milieu komen. Rico durfde niet meer om uitleg te vragen als hij iets niet snapte, omdat ze hem het gevoel gaven dom te zijn. Ze wilden ook een didactisch onderzoek doen om te bekijken of Rico ‘achter’ was.’

‘Toen we Rico aanmeldden in Maaseik, werden er ook testen gedaan. Daaruit bleek dat hij een prima leerling is. Hij is goed in Frans en krijgt dat ook regelmatig te horen. Daar bloeit hij helemaal van op. De klas is veel rustiger, dus Rico kan zich veel beter concentreren. En vooral: hij wordt niet meer uitgelachen als hij een fout antwoord geeft, waardoor hij eindelijk ook weer vragen durft te stellen in de klas. Zijn oude docenten in Nederland grepen niet in als een kind werd uitgelachen. In België is zoiets een doodzonde. Kortom: Rico voelt zich eindelijk gerespecteerd.’

(Dit artikel is oorspronkelijk geschreven op 25 september 2006, geactualiseerd op 15 januari 2008)
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) publiceerde in september het rapport Education at a Glance. Dit is een driejaarlijkse vergelijking van de schoolprestaties van leerlingen in de 30 geïndustrialisseerde landen die samen de OESO vormen. Uit de vergelijking blijkt dat Nederlandse kinderen goed presteren op school. Opvallend is dat Nederlandse kinderen vooral goed zijn in wiskunde: alleen Finse en Zuid-Koreaanse kinderen presteren nog beter op dit vlak. Ook opvallend is dat Nederlandse kinderen van hun zevende tot veertiende jaar het langst op school zitten (ruim 8.000 uur). Finland, dat het beste presteert in wiskunde, kent juist de kortste totale schoolduur (5.500 uur).