‘Zonder Sjoempie geen leven’

Park Randenbroek
Park Randenbroek (Foto: Aldo van Zeeland)

Camilla Koevoets (78), oprichter van poppentheater Toermalijn, viert deze zomer het tienjarig bestaan van het poppentheaterfestival ‘Poppen in het park’ in Park Randenbroek.
Dit festival, destijds als cadeau aangeboden door poppenspelers van diverse pluimage om Koevoets te eren voor 40 jaar poppenspel, was zo’n doorslaand succes dat besloten werd het elk jaar te prolongeren. Het festival is op 7 en 8 september, de kaartverkoop is net gestart via www.poppeninhetpark.nl.

Wat maakt ‘Poppen in het park’ voor u zo bijzonder?
‘Ik vind het mooi dat het is begonnen om mij in het zonnetje te zetten, maar veel belangrijker nog is dat een groot publiek kennis maakt met allerlei verschillende soorten poppenspel. Van de vingervlugge Lejo tot marionettendans en supergrote poppen. Elk jaar is het heel intiem, met een geweldig publiek. De voorstellingen zijn voor kinderen van twee tot en met acht jaar, maar ook opa’s en oma’s en alle leeftijden daartussen komen graag. Het festival is elk jaar uitverkocht.’

Kunnen kinderen van nu zoiets als poppentheater nog wel waarderen?
‘Ja hoor, ze leven nog net zo mee als vroeger. Ik zie wel dat mijn publiek jonger is geworden. Ik ben in 1964 begonnen, toen was er nauwelijks ander aanbod voor kinderen en kwamen ze tot een jaar of twaalf naar mijn voorstellingen. Nu zijn ze gemiddeld vijf jaar. Er is tegenwoordig zoveel aanbod dat kinderen al jong toe zijn aan een bepaalde spanning. Wat ik leuk vind aan deze tijd is dat kinderen heel open zijn, ze durven meer te zeggen, waardoor er meer wisselwerking is. Prachtig om te zien. De kinderen van vroeger waren over het algemeen makke schapen en dat vinden sommige mensen misschien prettig, maar ik niet.’   

Hoe word je poppenspeler?
‘Ik kom uit een warm nest in Vught. Er waren acht kinderen. Mijn vader was een fantastische man, hij goochelde en had een poppenkast gemaakt, dat hij bij verjaardagen tevoorschijn haalde. Mijn belangstelling ontstond dus van huis uit en al jong kwam ik bij het bekendste poppentheater van Nederland terecht, Bert Brugman. Dit theater bestaat nog trouwens, het is al 90 jaar oud. Daar heb ik veel geleerd en bij het Salzburger marionettentheater in Oostenrijk zo mogelijk nog meer. Daarna besloot ik een ‘echt vak’ te leren, het werd bezigheidstherapie, dat door het Rode Kruis in Zeist werd georganiseerd. Maar het poppentheater bleef trekken, ik ging weer naar Bert Brugman en uiteindelijk begon ik in 1964 voor mezelf. Ik reisde met een theatertent langs families in het Gooi en bezocht scholen. De directeur van het VVV in Amersfoort zag me en vertelde dat de Koppelpoort leeg stond. Vervolgens heb ik daar 25 jaar lang elke woensdag en zaterdag voorstellingen gegeven en verhalen verteld. Altijd een vol zaaltje. Destijds realiseerde ik het me niet, maar die locatie was natuurlijk heel spannend voor kinderen. Alleen al hoe het eruit ziet en dan die wenteltrap op. Er komen nu nog mensen naar me toe om me te vertellen hoe ze vroeger genoten van de voorstellingen daar.’

Je maakt alle poppen zelf, wie is je lieveling?
‘Meteen toen ik begon heb ik clowntje Sjoempie gemaakt, een oude pyjama van mijn zus werd zijn pakje. Hij ontstond als vanzelf, net als het liedje dat bij hem hoort, Sjoempie gaat vliegen in een doos. Volgend jaar zit ik 50 jaar in het vak en al die tijd is Sjoempie al bij me. Het klinkt misschien gek, maar die pop en ik zijn met elkaar vergroeid. Zonder Sjoempie kun je mij opvegen. Er is een boekje gemaakt van 40 jaar poppentheater Toermalijn, met voorin een foto van Sjoempie en mij toen ik begon en achterin een foto van ons samen, 40 jaar later. Dan zie je dat ook Sjoempie ouder is geworden, echt waar! Sjoempie heeft me veel gegeven, alle poppen trouwens. Hele generaties zijn met ons opgegroeid, ik krijg zoveel terug van mensen. Zingen ze spontaan  ‘Sjoempie gaat vliegen’ als ze me zien. Eén meisje kwam vroeger heel vaak. Ze was toen 3 jaar, is nu 43 en nog steeds een vriendin. Ik heb al tientallen jaren twee geweldige vrijwilligers die bij elke voorstelling de kinderen opvangen. Alle poppen uit mijn leven en ook het oude theatertje dat mijn vader voor ons maakte toen we kinderen waren, zijn hier in het oude koetshuis, dit is mijn hele leven.’

Je geeft al jaren voorstellingen in het oude koetshuis in Park Randenbroek, hoe kwam je daar terecht?
‘Ja, super hé? Mijn vriend wilde in de jaren ’90 graag een atelier, maar er was hier niks te vinden. Na lang zoeken weken we uit naar Noord-Frankrijk, waar we een huisje kochten. Dit kwam de gemeente ter oren, zij dachten dat ik weg zou gaan uit Amersfoort. De gemeente bood me het koetshuis in het park aan, het werd opgeknapt en ik kon er ook nog naast wonen. Dit is zo’n beetje het ideaal van een boerderij op de Dam. Ik besef wat een mazzel ik heb.’

Gaat u ooit met pensioen?
‘Ik ga door tot het gaatje, volgend jaar zit ik 50 jaar in het vak. Ik ben dankbaar dat ik al zo lang zoiets unieks mag doen in Amersfoort, er zijn maar een paar vaste poppentheaters in Nederland. Uiteindelijk was mijn drijfveer altijd dat ik iets wilde doorgeven van het warme gezin waar ik zelf uitkom, ik weet hoe belangrijk zo’n basis is. Een vaste plek bieden waar kinderen zich welkom voelen en ze een beetje magie geven, iets mooiers bestaat niet.’

Dit artikel is gepubliceerd in het AD van donderdag 27 juni 2013.