
‘Het is niet leuk, maar het moet gebeuren en wij doen het liever niet. Vandaar dat we altijd aan vrijwilligers vragen of die het willen opruimen.’
Ik stond in het slaapkamertje van zorgcentrum De Tuinhof waar bewoner Ronald al tien jaar sliep. Ronald, die mij zojuist een hand had gegeven om kennis te maken. Ik wreef de hand waarmee ik hem had aangeraakt schoon aan de witte jas die mij net was overhandigd, starend naar wat Ronald eerder had weten te creëren. Een surrealistisch kunstwerk van poep en bloed kleurde de witte slaapkamermuur.
‘We mogen Ronalds handen vastbinden, maar dat is onmenselijk. Bovendien zou hij zich dan op een andere manier kunnen verwonden. Hij doet dit ook niet vaak, maar één keer in de zoveel tijd smeert hij helaas de inhoud van zijn endeldarm op de muur. Hier zijn handschoenen, de schoonmaakmiddelen heb je al. Ik ben in de gemeenschappelijke woonkamer.’
Ik had me mijn eerste klus in De Tuinhof anders voorgesteld. Ik hoopte iets goeds te doen voor mijn geestelijk gehandicapte medemens, waardoor ik me zelf ook beter zou voelen. Ik zag mezelf aan het eind van deze dag al weggaan, uitgezwaaid door de dankbare bewoners die ik eens even lekker in de watten had gelegd.
Ik dwong mezelf naar de muur te kijken die ik moest schoonmaken. Hoe had die Ronald het voor elkaar gekregen de smurrie tot bovenin te smeren? Oké. Dapper zijn. Ik strekte mijn arm en probeerde niet te zien waar de borstel in mijn hand overheen ging. Maar mijn neus uitschakelen was lastiger. Mocht zo’n Tuinhof dit eigenlijk wel van me vragen? Ik kokhalsde toen een vleug me toch wist te bereiken. Na drie minuten stevig doorboenen stond mijn besluit vast. Dit was mijn eerste en laatste dag als vrijwilliger in De Tuinhof.
Geconcentreerd op het zoveel mogelijk uitschakelen van mijn zintuigen, hoorde ik Ronald niet binnenkomen. Toen hij zijn armen stevig om mijn middel sloeg, liet ik de vieze borstel van schrik uit mijn hand vallen. Ronald draaide me om zodat hij mijn gezicht goed kon bekijken. Wat hij zag beviel hem blijkbaar, want tevreden zuchtend legde hij zijn wang ter hoogte van mijn niet meer smetteloos witte schouder. Uit zijn keel kwamen korte klanken. Na een tijdje wees hij op zijn bed. Wat zou hij willen, toch niet…? ‘Ach wat lief, Ronald is duidelijk helemaal weg van je’, hoorde ik achter me. De leidster die me had opgedragen stront te ruimen, stond vertederd naar ons te kijken. ‘Hij wil dat je op zijn bed gaat zitten, dan kan hij je iets geven. Dat doet hij bijna nooit. Je mag dit als een grote eer beschouwen.’ Stram ging ik zitten, terwijl Ronald in zijn nachtkastje rommelde. Met een enorme grijns duwde hij iets in mijn handen. Een zelfgemaakte tekening. Rode vegen. Ik hoopte dat het krijt was. ‘Ronald is zó creatief’, straalde de leidster.
Die dag verliet ik De Tuinhof, uitgezwaaid door een uitzinnige Ronald die me kushandjes toewierp. Ik zou jaren zijn vrijwilliger blijven.
Wist aan t begin niet waar het naartoe zou gaan, verrassend einde . Was weer n leuk verhaal om te lezen . Benieuwd naar t volgende verhaal !!!
Leuk stuk, hartverwarmend! Groeten lau