De Amersfoortse kunstenaar Wouter Bakkenes (1920-1986) begon zijn leven als veelbelovend schilder, maar stierf uiteindelijk als onbekend talent in Rotorua, Nieuw-Zeeland.
In tegenstelling tot Toon Tieland (1919-2006), kennen maar weinig Amersfoorters de naam van Wouter Bakkenes (1920-1986). Toch was hij, samen met onder anderen Tieland, in 1945 één van de oprichters van de Amersfoortse kunstenaarsvereniging ‘De Ploegh’. Vóór de oorlog was de woning van de familie Bakkenes in de Tolliustraat in het Bergkwartier hét trefpunt van kunstminnend Amersfoort. Maar de oorlog maakte een wreed eind aan deze tijd.
Beul van Ommen
Wouter en zijn geliefde vader Drees werden opgepakt en kwamen in een werkkamp in Steenderen terecht. Wouter ontsnapte, zijn vader werd vrijgelaten, maar verongelukte in de vrachtwagen die hem naar Amersfoort zou terugbrengen. In 1944 werd Bakkenes junior opnieuw opgepakt, wegens zijn anti-Duitse houding. Hij werd naar kamp Erika in Ommen overgebracht, waar hij tot het eind van de oorlog zou blijven. Toen Bakkenes in dat kamp zat, zwaaide de beruchte bewaker Herbertus Bikker, oftewel ‘de beul van Ommen’, er de scepter. Zeker 170 gevangenen kwamen om en Bakkenes maakte afschuwelijke dingen mee. In het streekmuseum van Ommen hangen enkele werken van Bakkenes uit die tijd. Die zeggen genoeg.
Vissen
Na de oorlog probeerde Bakkenes de draad weer op te pakken. Hij verkeerde in kunstenaarskringen, maakte kennis met kunstenares Hanneke Smits (nu 89) uit Utrecht, waarmee hij in 1946 trouwde en was dus betrokken bij de oprichting van ‘De Ploegh.’ Hanneke Smits: ,,Maar Wouter was kapot van de oorlog. We hadden allebei enorme honger geleden, ook na 1945. Voor de oorlog kreeg Bakkenes een kunstenaarstoelage, maar daarna niet meer. We woonden in Utrecht en ik weet nog dat ik op een keer een paar bokkingen kon kopen. Ik wilde ze meteen opeten, maar Wouter besloot die vissen eerst na te schilderen. Om gek van te worden!’’
Flessenwasser

Het echtpaar Bakkenes-Smits emigreerde in 1952 naar Rotorua, Nieuw-Zeeland, voor een nieuwe start. Ze werden gesponsord door een lokale aannemer die een huisschilder zocht. Bakkenes had dit vak ooit geleerd en dat kwam nu goed van pas. Hij nam nog een tweede baan als flessenwasser in het ziekenhuis, kocht een stuk grond in Rotorua en bouwde er zelf een huis. In 1960 vond hij werk als illustrator voor het Forest Research Institute, waar hij uiterst secure tekeningen maakte, soms van microscopisch kleine voorbeelden. Pas in 1967, toen zijn huis was afbetaald, kon hij weer fulltime kunstschilder zijn.
Bush
Hij verdiende bij door schilderles en lessen klassieke gitaar, een andere passie van Bakkenes, te geven. Hij was bovendien één van de oprichters van de Rotorua Sub Aqua Club en dook bijna elk weekeind. De manier waarop licht onder water gefilterd wordt, was één van de vele inspiratiebronnen van Wouter. Bakkenes taalde niet meer naar Amersfoort. Volgens Peter Freeman, die bij toeval op een schilderij van Bakkenes stuitte en zo gefascineerd raakte dat hij nu een boek schrijft over het leven van de Amersfoorter, had de schilder in Nieuw-Zeeland helemaal zijn plek gevonden. ,,Hij was een introverte man, die genoot van dagen alleen door de bush dwalen.’’ Hanneke Smits ziet dat anders: ,,Wouter had een flink ego, alles draaide om hem. Hij was gewoon niet zo geïnteresseerd in zijn familie en vrienden in Amersfoort.’’
Waardering
Vanaf 1967 had Bakkenes solo-exposities in Nieuw-Zeeland, maar hij zou nooit bekend of erkend worden als talent. Volgens Peter Freeman is dit de tragedie van zijn leven. ,,Nieuw-Zeeland liep in vergelijking met Europa enorm achter op het gebied van moderne kunst. Zijn werk zou nu meer gewaardeerd worden, niet alleen hier, maar ook in Nederland.’’

Huisschilder
Bakkenes raakte geïnteresseerd in het maken van muziekinstrumenten en bleef ook exposeren, maar verdiende weinig. In 1978 werd hij noodgedwongen weer huisschilder. In 1980 verliet hij Smits na 35 jaar voor een andere Nederlandse vrouw, Dora van der Wal. Met haar ging hij in 1981 een jaar terug naar Nederland. Maar hij voelde zich niet meer thuis, vloog terug naar Nieuw-Zeeland en trouwde daar met Dora. In 1986 werd pancreaskanker bij Bakkenes geconstateerd, waarna hij al snel overleed, 66 jaar oud. De 87-jarige Van der Wal rouwt tot op de dag van vandaag om haar man. ,,Ik voel hem nog elke dag.’’
Pijn
Ze erfde bijna alle schilderijen van Bakkenes, tot verdriet van Smits. De hoogbejaarde dames zijn op zijn zachtst gezegd geen vriendinnen. Nu Van der Wal naar een verzorgingshuis gaat, schenkt ze de bijna 100 schilderijen aan een museum. ,,Ik hoef er geen geld voor. Maar de schilderijen mogen niet verkocht worden, dat is de deal.’’ Welk museum de werken van Bakkenes krijgt is nog onduidelijk. Zeker is wel dat hij een plek in het museum verdient, vindt ook Smits. ,,Het schilderij Chaos bijvoorbeeld, dat hij in Utrecht maakte is een meesterwerk. Dat ze in Rotorua een straat naar Wouter willen vernoemen is terecht. Hij heeft me veel pijn gedaan, maar ik hou van zijn werk en als ik nu aan hem denk, zie ik alleen nog de prachtige kleuren die hij nagelaten heeft.’’
Dit artikel over Wouter Bakkenes verscheen op 24 augustus 2013 in het AD: Schilder Wouter Bakkenes was te modern voor Nieuw-Zeeland
Graag wil ik u deelgenoot maken van de verschijning van mijn nieuwste (10e) boek “Strijklicht van violen”,
poëzie bij kunst en literatuur.
In dit boek staat o.a. een gedicht over een kunstwerk van Wouter Bakkenes (met kleurenfoto van het kunstwerk).
Via deze link kunt u een preview zien van de eerste 20 bladzijden van het boek.
http://bestelmijnboek.nl/vm-cat/nieuw/strijklicht-van-violen-detail
Hartelijke groet van Coby Poelman-Duisterwinkel uit Aduard.
Met interesse uw artikel gelezen. Zelf ben ik in bezit van een potloodtekening van Wouter Bakkenes. Het is een portret van mijn vader Roelof Albert Santing & is gemaakt in het strafkamp Erika in Ommen in 1945. http://www.oudommen.nl/gallery/index.php/Diversen/2e-Wereldoorlog/Tekeningen-Kamp-Erika/roel-santing-erika-45-1200lw
Vriendelijke groeten
Mijn vader Arie Rampen en moeder Mieke Timmer waren vrienden van Wout en Hanneke Bakkenes. Na de oorlog heeft mijn vader veel gedaan voor dezen. Daaraan heeft mijn moeder nog wat kunst van hun beiden te danken, dat mijn zus Trudy van Breda – Rampen en ik inmiddels geërfd hebben. Hanneke speelde voorstellingen en maakte marionetpoppen en poppenkastpoppen die ook door Wout geschilderd werden. Mijn zus heeft al contact met u. U kunt ook met mij contact opnemen over de stukken in mijn bezit. Dat zijn Dahlia’s 1946/1947, Poppenkastpoppen idem, Blauw bos idem. Ik dacht dat de “B” in de “COBRA” groep aan Bakkenes toebehoorde, is me gezegd. Hij zou daar ook lid van zijn geweest. De A is van Karel Appel. Groeten, Ad Rampen Zandvoort